Vakwerk! Over vakwerkhuizen en bakhuisjes.
Gulpen, Mechelen, Epen
De mooiste vakwerkboerderijen zijn tegenwoordig in gebruik als hotel, herberg of restaurant. Komt dat even goed uit, want we kunnen de panden bewonderen onder het genot van een hapje en een drankje!
In Mechelen zijn nog veel huizen, schuren, stallen en bakhuisjes waar het oude vakwerk is bewaard gebleven. Een groot aantal van deze vakwerkgebouwen is vanaf de openbare weg te zien. Soms word je verrast als je een erf oploopt en daar vakwerk ziet. Op andere plaatsen is het vakwerk alleen nog in het interieur aanwezig.
De bouw, waarbij het skelet is gemaakt van hout, stenen, stro en leem, was tot 1850 de normale wijze waarop men in het Heuvelland huizen bouwde. Omdat de materialen in de buurt te verkrijgen waren, was het goedkoop en het heuvelland was over het algemeen een arm gebied.
De kwetsbare leemvakken van de buitenmuren werden beschermd door een lemen pap waardoor het water beter weg liep. Het fundament waarop de houten balken werden aangebracht was doorgaans van keien om rotting te voorkomen. Deze onderkant werd besmeerd met teer tegen het opspattende water. Later gebruikte men hiervoor silolak.
De oudste vorm bestond uit een verzameling vrijstaande gebouwen, die dan ook nog willekeurig ten opzichte van elkaar lagen.
Uitbreidingen vonden plaats door direct tegen het woonhuis aan te bouwen. Wanneer het aantal bedrijfsruimten echter toenam, was het economisch gezien het aantrekkelijkst , om ‘om de hoek’ verder te gaan. Daardoor ontstond een L-vorm, nog later, bij verdere uitbreiding een U-vorm en uiteindelijk eventueel zelfs een carré. Het enige gebouwtje dat daar van begin af aan buiten lag, was de bakoven of het bakhuis, dit vanwege het brandgevaar. Het bakhuis werd gebruikt door de boerin zelf maar ook door de boerinnen van de omliggende huizen. Eén bakhuis diende dus meerdere huishoudens. Onderweg kom je meerdere bakhuisjes tegen, soms in erbarmelijke staat maar enkele worden tot op de dag van vandaag goed onderhouden en af en toe gebruikt. Het bakhuisje van Herberg de Smidse en de Volmolen zijn daar goede voorbeelden van.
Na enkele grote stadsbranden, o.a. in Aken in 1656, werd in veel steden vakwerkbouw verboden. In dorpen en gehuchten waar de huizen niet zo dicht bij elkaar stonden, bleef men wel nog in vakwerk bouwen. In de Heerlijkheid Wittem gold vanaf 1735 een verbod om stro te gebruiken als dakbedekking. Dakpannen kwamen hiervoor in de plaats.
Vrijwel alle ramen hadden luiken met als voornaamste doel isolatie. Het nadeel van luiken voor ramen was, dat er geen daglicht meer binnenviel. Men zat dus ’s morgens in het donker. Om aan dat bezwaar enigszins tegemoet te komen, maakte men daarom in ten minste één van de luiken een kleine opening, vaak in de vorm van een hartje.
Huizen en boerderijen werden witgekalkt zowel van buiten als van binnen. Buiten gaf het bescherming voor de lemen vakken en binnen gaf de witkalk een heldere kleur, was desinfecterend en ging schimmelvorming tegen. In het algemeen was het witten van huizen een jaarlijks terugkerende zaak.
Na 1850 nam het bouwen met baksteen steeds grotere vormen aan. Stenen wanden gaven immers een voornamer aanzien aan de woning.
Om de illusie te wekken een voornaam huis te bezitten, bouwden sommige eigenaren zelfs een complete gevel tegen de bestaande – vakwerk – gevel aan.
Tot in de vorige eeuw bouwden en onderhielden boeren de witte huizen met houten raamwerk zelf. Inmiddels worden al meer dan honderd jaar geen vakwerkhuizen meer nieuw gebouwd, maar gelukkig wel nog gerenoveerd.
Deze Premium fietsroute is samengesteld door onze redacteur: Yvonne Vlaskamp.
Hier kun je jouw route uitbreiden met afstapmomenten
Nog geen afstapmomenten toegevoegd