Sallands agrarische verleden
Hellendoorn, Haarle, Luttenberg
Het Nederlandse platteland kreunt en kraakt in zijn voegen. De landbouw maakt er de dienst uit en heeft een industrieel karakter aangenomen. Waar je ook kijkt, er blijft geen vierkante meter onbenut. Monoculturen van winstgevende gewassen in een kaal en efficiënt ingericht landschap, opgeruimd en aangeharkt. Strak, strakker, strakst. Megastallen waar varkens en kippen amper nog uitkomen, of helemaal niet. Door tussenkomst van de Amerikanen ‘gepimpte’ melkkoeien in de wei, groot en schonkig. Alles gericht op productie, winst, tijdsbesparing, overzichtelijkheid en orde.
Dat is Nederland in de eenentwintigste eeuw, hoe je het ook wendt of keert.
Ooit was dat wel anders. Zeker in Overijssel en niet in het minst in Twente en Salland. Deze streken, die behoorlijk op elkaar lijken, kenden van oudsher een kleinschalige vorm van landbouw. Ook gericht op efficiëntie, zeker. Dat is de boer nu eenmaal eigen. Maar kleinschalig was ook echt kleinschalig. De gemiddelde boer had een gemengd bedrijf, met allerlei activiteiten die misschien versnipperd leken, maar naadloos op elkaar aansloten. Een akkertje met rogge hier, een stal met wat koeien en varkens daar, een bijenkorf op het erf, wat fruitbomen, ga zo maar door. Wat de boer zelf niet teelde, fokte of verbouwde, had zijn buurman waarschijnlijk wel in de aanbieding. Met die buurman was hij de beste maatjes, geheel volgens de regels van het ‘naoberschap’. Dat laatste begrip bestaat nog steeds in de Nedersaksische delen van Gelderland, Overijssel, Drenthe en Groningen. Het betekent simpelweg: omkijken naar elkaar.
Dat deed men op het platteland van Twente en Salland. Wat heet: men was sterk van elkaar afhankelijk. Als de schipper van de ‘zomp’ niet thuis gaf, kon de dominee zijn inboedel niet verhuizen en kreeg de rietsnijder zijn bossen niet tijdig bij de klant. Zomp? Ja, een speciaal vaartuigje voor de ondiepe riviertjes en beekjes die Overijssel sinds onheuglijke tijden doorsnijden, zoals de Regge en de Schipbeek. Die vertraging kon overigens ook optreden wanneer het water te laag stond of de loop van het stroompje zich verlegd had. De mens wikt, de natuur beschikt. Of God, vooral in die tijd.
Daar legde de plattelandsbevolking zich bij neer, eeuwenlang. De boeren, de landeigenaren, hun gezinnen, de geestelijkheid: iedereen zorgde voor elkaar. De mens had het landschap in een milde greep, wat te zien is op oude kaarten. Die vertonen de spreekwoordelijke lappendeken van akkertjes, weidegronden, heide voor de schapen, de ‘onlanden’ van het moerasland en kleine, bijeen schurkende buurtschappen, dorpen en stadjes.
Knus en gezellig, zo op het oog. Natuurlijk is dat schijn – er trad vaak genoeg honger en gebrek op. En de mens wil nu eenmaal meer, als het even kan. In de loop van de twintigste eeuw begonnen de veranderingen echt proportie aan te nemen. Denk aan de ruilverkaveling, een term die onschuldig genoeg klinkt. De gevolgen waren dat niet. Alle verspreide perceeltjes van deze en gene boer die her en der verspreid lagen op die bonte lappendeken, werden geruild en samengevoegd tot grote lappen grond van een of enkele eigenaars. Er was geen noodzaak meer voor traditionele afscheidingen in de vorm van houtwallen en heggen, zeker niet na de komst van het prikkeldraad. Dat hakte erin, zeker voor het planten- en dierenleven.
Er kwam Europese samenwerking, er kwamen quota, er kwam een stortvloed aan regels en voorschriften. Het land veranderde, de mensen veranderden. De wéreld verandert, voortdurend.
Strak, strakker, strakst.
Denk nu niet dat er niets meer te beleven is op het Overijsselse platteland. Ja, die veronderstelde idylle van vroeger is verdwenen. De boer van nu doet ongetwijfeld zijn best, laten we daar niet aan twijfelen. Hier en daar zien we waarachtig weer een kleinschalig boerenbedoeninkje opduiken, al is dat vaak gecombineerd met een camping of vergaderruimte.
Vergeet niet dat we hier fietsen door het land van de stuwwallen, die begroeide heuvels uit de ijstijden. Het land van de Regge, die zich hongerig door allerlei weitjes en bosschages vreet. We maken een tocht waarbij we een klompenatelier, een ouderwetse ‘erve’ en een landbouwmuseum aandoen. Dus laat dat agrarische verleden maar komen.
Deze Premium fietsroute is samengesteld door onze redacteur: Matthijs Termeer
Hier kun je jouw route uitbreiden met afstapmomenten
Nog geen afstapmomenten toegevoegd