Langs de Drentse hunebedden
Assen, Schoonloo, Rolde
In de Midden Steentijd, omstreeks 4400 voor Christus, leefde in Drenthe een volk dat wij tegenwoordig het Trechterbekervolk noemen. We noemden dit volk naar de vorm van de meest voorkomende aardewerken beker die in hun grafkelders werd aangetroffen. Die grafkelders maakten zij onder monumenten van zware zwerfkeien: de hunebedden.
De zwerfkeien (megalieten), die soms wel 40 ton wegen, zijn in de ijstijd, ongeveer 150.000 jaar geleden, door enorme gletsjers naar ons land gevoerd. Oorspronkelijk komen ze uit Finland en Zweden. Van de grootste keien werd het geraamte gemaakt, de plattere stenen vormden het dak en aan de uiteinden werden sluitstenen geplaatst. Hoe de mensen van het Trechterbekervolk erin slaagde om de stenen van de grond te krijgen is niet met zekerheid vast te stellen. In het Hunebedcentrum in Borger kun je zien dat dit met een oprit van aarde, en boomstammetjes om overheen te rollen, mogelijk moet zijn geweest.
In de middeleeuwen zagen de kerkelijke leiders de hunebedden als werken van de duivel en obstakels uit een heidens verleden. Ze spaarden de megalititsche grafmonumenten dan ook niet. Vaak werden de hunebedden uitelkaar gehaald en de stenen gebruikt als fundering voor nieuw te bouwen kerken. In latere eeuwen werden verschillende van de gebruikte stenen teruggevonden en soms zelfs teruggeplaatst.
Er zijn in Nederland nog 54 hunebedden terug te vinden in verschillende staat van zijn. Geen een is er meer compleet. In Groningen vind je G1 en G2 en in Drenthe D1 tot en met D54. D33 is afgebroken en na onderzoek bleek D48 toch geen hunebed te zijn. Het in kaart brengen van deze hunebedden gebeurde in het begin van de twintigste eeuw door professor doctor Albert van Giffen (1884-1973), in opdracht van de Nederlandse regering. Van Giffen heeft de nog aanwezige hunebedden en hun grafkelders uitgebreid kunnen onderzoeken en publiceerde zijn rapport in 1925. Behalve de trechterbekers werden in de grafkelders ook flessen, schalen en emmers aangetroffen. Deze vondsten hebben ons veel inzichten gegeven over hoe men in die tijd leefde en omging met de doden.
De voorwerpen en menselijke resten die in de grafkelders onder de hunebedden werden gevonden, door verschillende onderzoekers, in verschillende perioden, zijn verspreid over diverse musea. Veel van de voorwerpen die professor Van Giffen heeft gevonden zijn opgenomen in de collectie van het Drents Museum in Assen. Onderzoeker dr Jan Albert Bakker van de Universiteit van Amsterdam onderzocht in de jaren tussen 1960 en 1970 met name de inhoud van verschillende van de grafkamers en de artefacten (voorwerpen) die daar werden gevonden. Deze voorwerpen werden door de Universiteit van Amsterdam in bruikleen gegeven aan het Hunebedcentrum in Borger. De Engelse onderzoekers William Lukis en Henry Dryden deden onderzoek in 1878, op eigen initiatief. Zij vertrouwden de aanpak van de verantwoordelijke Gouverneur Gregory van Drenthe bij zijn onderzoek en de restauratie van hunebedden niet, en reisden af naar Nederland. De vondsten die zij deden, namen zij jammer genoeg mee naar Engeland en zijn te zien in het British Museum in Londen.
Er waren, in de loop der eeuwen, meer onderzoekers met een grote interesse voor de hunebedden. De vondsten van de eerste onderzoekers zijn vaak niet teruggevonden. Zoals bij Johannes van Lier die het eerste gedocumenteerde onderzoek verrichte, rond 1756, waarschijnlijk op eigen initiatief. En Titia Brongersma, een dichteres en amateur-archeologe, die in 1685, ook op eigen intitiatief, een stukje van de grafkelder van D27 onderzocht. De Deense archeoloog Erik Petersen deed in opdracht van het Nationalmuseet in Denemarken onderzoek naar de bouwtechnieken en culturele context in 1987. Bij zijn onderzoek werden dan ook geen bodemvondsten gedaan of meegenomen. Dat was in die tijd ook niet meer toegestaan.
Een groot aantal hunebedden werd naar aanleiding van het onderzoek door Albert van Giffen gerestaureerd. Met wisselend succes overigens; volgens sommigen is professor Van Giffen in een aantal gevallen te weinig van de feiten uitgegaan en teveel van zijn eigen giswerk. Het restaureren van hunebedden is altijd omstreden gebleven. De oorspronkelijke situtatie is meestal niet met zekerheid vast te stellen, getuige de vele verschillende onderzoeksuitkomsten. Over een ding zijn de geleerden het wel eens geworden. Het uitgraven van de grafkelders is een te grote aanslag op de hunebedden, en zal waarschijnlijk niet tot veel meer nieuwe inzichten leiden, dus dat gebeurt niet meer.
Deze Premium fietsroute is samengesteld door onze redacteur: Désirée van Uffelen.
Hier kun je jouw route uitbreiden met afstapmomenten
Nog geen afstapmomenten toegevoegd