Zeeuwse hekwerken - Noordwelle

De Zeeuwse boeren hadden hun erven omheind met gietijzeren hekwerk. Zo hielden ze hun vee, dat vaak los rond liep op het erf, bij huis. Het toegangshek was vaak een groot breed hek met daarnaast een klein loophekje. Waarschijnlijk waren de boerenhekken eerst voornamelijk van hout, maar later is dat overgegaan op (smeed)ijzer. Deze authentieke ijzeren hekken kun je in het Schouwse landschap nog altijd tegenkomen.

Ook bij kastelen, landgoederen, buitenplaatsen en oude begraafplaatsen zie je dit soort historische hekken. Vaak zijn ze uitgebreid gedecoreerd. Dat was niet zomaar, de kleur en de symbolen hadden allemaal een betekenis. Bovendien straalde het een bepaalde status uit: hoe uitbundiger de decoratie, hoe hoger de status van de bewoners. Het ging zelfs zo ver dat bepaalde streken hun eigen type hekken hadden.

Voor de boerderijen gold vaak dat ze de naam van de boerderij in het hek verwerkten. Een aantal symbolen die in hekken werden verwerkt, zijn bijvoorbeeld:

- Haan: zou het onweer afweren en boze geesten verjagen
- Paard: vaak in het wit afgebeeld, stamt af van de Germaanse oppergod Wodan en weert onweer af
- Zon in de hoek: staat voor geluk
- Lelie: staat voor reinheid
- Lisbloem: staat voor het licht
- Pijnappel: staat voor vruchtbaarheid

Naast symboliek in hekken, kun je ook op de nokken van de daken, op de luiken, de boeiborden of in het metselwerk bepaalde vormen zien terugkomen. Op deze manier konden de bewoners van het erf op een sierlijke wijze een persoonlijke boodschap overbrengen.