In de jaren 30 van de twintigste eeuw, tijdens de Grote Depressie, richtte de Nederlandse overheid rijkswerkkampen op als onderdeel van werkverschaffingsprojecten, een initiatief om werkloze mannen aan het werk te krijgen. Deze werklozen werden niet per se onder dwang geplaatst, maar deelname was vaak de enige manier om een uitkering te ontvangen. De overheid bood ze werk in de ontginning van bossen, heidevelden en andere zware fysieke arbeid, bedoeld om hen uit de werkloosheid te helpen en tegelijkertijd het land te ontwikkelen.
Een groot aantal van die rijkswerkkampen was gesitueerd in Drenthe. Zo ook de kampen Diever A en Diever B in Oude Willem. Het kamp bestond uit houten woonbarakken, met een grasveld in het midden, de woning van de kokbeheerder, de keuken, het waslokaal, een pomphuis en een kantine. Het stond onder leiding van de Rijksdienst voor de Werkverruiming en het toezicht op het werk werd uitgevoerd door de Nederlandsche Heidemaatschappij. Op 15 september 1938 kwamen de eerste werkloze mannen uit de Randstad naar werkkamp Diever A. Het bood plaats aan ongeveer 100 mannen en was al gauw niet groot genoeg. In november 1938 werd daarom een tiental meters verderop een compleet kamp bijgebouwd, Diever B, dat plaats bood aan nog eens 100 werkloze mannen.
Met de Duitse bezetting van Nederland in mei 1940 kwam de leiding van de kampen geleidelijk in handen van de Duitse bezetters en hun Nederlandse collaborateurs, zoals de Staatspolitie en later de Sicherheitsdienst (SD). In november 1941 werden de kampen ontruimd, en de werkloze mannen uit de Randstad werden naar Duitsland gestuurd om te werken in de oorlogsindustrie van het Derde Rijk.
Deze ontruiming van de kampen maakte de kampen beschikbaar voor een nieuwe, sinistere functie: het onderbrengen van Joodse mannen die door anti-Joodse maatregelen werkloos waren geworden. Vanaf januari 1942 werden deze kampen vervolgens gebruikt om Joodse dwangarbeiders te isoleren en in te zetten voor zware arbeid, zoals het ontginnen van land en andere fysieke taken die de bezetter nodig achtte. Om ruimte te maken voor meer Joodse mannen werden regelmatig groepen Joodse dwangarbeiders in het holst van de nacht van hun bed gelicht om te voet te worden geëvacueerd naar het dertig kilometer verderop gelegen doorvoerkamp Westerbork. Tot in de nacht van 2 op 3 oktober 1942, met Jom Kipoer, een razzia plaats had en alle aanwezige Joodse dwangarbeiders werden weggevoerd naar Westerbork. Van daaruit werden zij gedeporteerd naar vernietigingskampen in Duitsland en Polen. Slechts een enkeling heeft de oorlog overleefd.
Na de razzia van 2 oktober kwam het kamp in handen van de Nederlandse Arbeidsdienst. In 1944 deed het kamp dienst als rijks evacuatiekamp voor vrouwen en kinderen uit Den Haag en Scheveningen, die moesten wijken voor de aanleg van de Atlantikwall. Na de oorlog werd het kamp een interneringskamp voor NSB'ers.
Eind 1946 werd het kamp afgebroken en werden de houten gebouwen opnieuw opgebouwd in Montfort, Limburg. Het was daar in gebruik als werkkamp voor de wederopbouw van de Roerstreek en later als vakantiekamp voor kinderen die in de oorlog lichamelijk getroffen zijn. Nog later werd het een douaneschool en diende het voor de opvang en huisvesting van Ambonezen, tot in 1966 de kampen definitief werden gesloopt.
In Oude Willem, vlakbij Diever zijn nog twee van de oorspronkelijke kampgebouwen intact gebleven. Zo is het oude pomphuis, te zien vanaf de weg, nu een woonhuis. De voormalige kantine is nu de garage en het werkhok van de camping die er tegenwoordig gevestigd is.
Werkkampen Diever A en Diever B
Bosweg
8439 SN
Oude Willem
Contactgegevens