Kasteel Doorwerth - Doorwerth

Kasteel Doorwerth wordt voor het eerst genoemd in 1260, tijdens de belegering door de heer van Vianen. Hij steekt het kasteel ook in brand, waarschijnlijk als gevolg van de straf die door de graaf van Gelre werd opgelegd aan Berend van Dorenweerd, die het kasteel dan bezit, vanwege zijn roofzuchtige praktijken.

Gedurende de daaropvolgende twintig jaar wordt de burcht weer hersteld. In 1435 verkrijgt Reinald van Homoet het kasteel en hij breidt het complex flink uit. In 1560 voert Adam Schellaert van Obbendorf een verbouwing uit. Alleen de veranderingen aan de noordhoek zijn van latere datum, evenals die aan het poortgebouw uit 1640, gebouwd in opdracht van Johan Vincent van Schellaert van Obbendorf.

In 1837 werd het kasteel verkocht aan Jacob Adriaan Prosper van Brakell. Hij restaureert het kasteel en gaat er wonen. Na de dood van zijn weduwe zet het verval opnieuw in. Na de oprichting van de Vereniging 'De Doorwerth' in 1909 en de verwerving van het kasteel door deze vereniging in 1910, vestigt men hier een artilleriemuseum. Dit museum zou later in Delft in het Legermuseum worden voortgezet.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakt het kasteel zwaar beschadigd maar is daarna weer gerestaureerd. Nu huizen het Museum voor Natuur- en Wildbeheer en Museum Veluwezoom in het kasteel.

Naar verluidt heeft het kasteel ook een spook: een meisje dat ooit binnen de muren verhongerd is zou hier nog altijd rondlopen...